De Volkskrant maakte afgelopen zaterdag melding van een opmerkelijke archeologische ontdekking: ‘Al 6000 jaar terug molk men in ‘Nederland’ koeien’. We hebben het dan over omstreeks 4200 v. Chr. Midden in de zgn. Swifterbantcultuur, die zich toen uitstrekte van de Elbe tot de Schelde. Om die reden is vermoedelijk Nederland tussen aanhalingstekens geplaatst. Het huidige Nederland viel vrijwel in zijn geheel binnen die cultuur. De conclusie is afkomstig van de RUG (Groningen) en gaat over vetresten, die in de gebakken klei van aardewerk uit die tijd bewaard zijn gebleven. Onze geschiedenis van het begin van de landbouw wordt er slechts een paar eeuwen mee verlengt. Daar zit dan ook niet de waarde van de vondst zozeer in.
Veel meer betekenis heeft de vondst voor het menu van de prehistorische mens. Lactose-tolerantie, dat wil zeggen het vermogen om (koe)melk in behoorlijke hoeveelheden en gedurende langere tijd te kunnen nuttigen en verdragen zonder er ziek van te worden, voegt een veeteelt-element toe aan het akkerbouwfenomeen van het opzettelijk verbouwen, oogsten en nuttigen van graan. Volgens hoogleraar Archeologie Daan Raemaekers is het nu een stuk aannemelijker, dat de Swifterbantmensen runderen hielden: “Niet alleen een eenzaam huisrund, maar een echte kudde die ze molken”.
Wat moeten we van deze vondst denken, als we in Yuval Noah Harari’s ‘Sapiens’ lezen, dat het begin van de landbouw de grootste zwendel van de geschiedenis van de mens is geweest en het begin van een hoop ellende? Hele volksstammen leverden een goed, gezond en gevarieerd jagers-verzamelaars-menu in tegen een eenzijdig tarwe-menu. Zijn stellingname leverde al een mismatchprobleem op, omdat een verslechterend menu moest worden verbonden met een groeiende bevolking, wat al een lastig logicaprobleem veroorzaakte.
Melk geeft een deel van de oplossing. Het combineren van het eten van zoetwatervissen, herten en bevers (het tot dusverre bekende Swifterbantmenu) met het houden van koeien en het nuttigen van melk duidt eerder op een verrijking van het dagelijkse menu, dan op een verslechtering. Wat er voor nodig is om een succesvolle melkveehouder te zijn, wijst bovendien naar een samenleving met een groeiend aantal sociale rollen. Scenario-ontwikkeling inzake prehistorische processen kunnen meer aannemelijks over ons verre verleden onthullen, dan het verregaand extrapoleren van op zichzelf genomen vrij incidentele vondsten.
Gerrit Dubbeldorp van de Universiteit Leiden, kenner van jagers-verzamelaars en niet bij dit onderzoek betrokken, vraagt zich in het Volkskrantartikel af, in welke mate de bewoners waren overgegaan op een boerenbestaan: “De onderzoekers hebben één, misschien twee potscherven gevonden met melkresten, en daarnaast, op dezelfde plek, ook heel veel visresten. Het is dus niet duidelijk in hoeverre deze mensen leefden als boeren en in hoeverre als jagers-verzamelaars: hoeveel vee ze hielden en hoe belangrijk dat voor ze was”. Een volkomen terechte nuance, maar veel belangrijker nog is de vraag, of de vondst bijdraagt aan het beeld dat in onze streken en in Noord-Europa de lactose-tolerantie zich ook uitstrekt tot volwassenen. Dronken zij ook melk, dan zorgde dat voor een proteïne-injectie, de witte motor, om ook in strenge winters te kunnen overleven. Naast de vraag, hoeveel melk werd bewaard, of gekookt, is de vraag tot wie de consumptie zich uitstrekte van grote betekenis. Tot kinderen van 0-3 jaar, of ook tot volwassenen? Daarover zegt het artikel echter niets.
Nieuwe ontdekkingen leveren doorgaans ook weer een stortvloed aan nieuwe vragen op. Daar is niets mis mee. Het is een teken, dat we de prehistorische puzzel niet alleen steeds wat beter kunnen leggen, maar ook dat de puzzel groter en belangrijker blijkt, dan we dachten.
Van Harari’s mismatch-idee blijft ondertussen steeds minder overeind. Ook dat is wetenschap. Een hypothese wordt net zo lang gehanteerd en geloofd, totdat er bewijs opduikt, dat twijfel zaait.
Recente reacties