Gisteren ( 20 januari) maakte het Dagblad van het Noorden duidelijk dat er weer eens heibel is ontstaan over de toeristenbelasting. Dat gaat al jaren met enige  regelmaat zo. De branchevereniging, RECRON,  wilde de belasting al eens afschaffen, anderen pleitten er al eens voor om de belasting dan ook aan de toeristische sector te besteden. Sommige bedrijven heffen weliswaar de belasting van de gemeente, maar doen daar eigener beweging nog een schepje boven op in de vorm van “administratiekosten”, die ze aan de toeristen doorberekenen, en altijd klinken er stemmen die de belasting te hoog vinden. Deze keer gaat het om vier grote vakantieparken in Drenthe, die vinden dat het Recreatieschap ( een gemeentenoverschrijdende organisatie die zich met de toeristische infrastructuur, wandel- en fietsknooppunten bijvoorbeeld, bezig houdt en door de gemeenten gezamenlijk wordt betaald) in haar adviezen over de toeristenbelasting voor eigen parochie preekt, want het “Schap” zou betaald worden uit de belasting, waarover ze advies uitbrengt en die ze graag verhoogd zou zien.

We willen in ons land wel allerlei voorzieningen, die de overheden voor ons moeten ontwerpen, bouwen en in stand houden, maar we willen er het liefst niet, of in ieder geval zo weinig mogelijk, voor betalen. Belastingverlagingen aankondigen kort voor de verkiezingen, maken politieke partijen vaak erg populair. In het geval van de toeristenbelasting is er wel wat bijzonders aan de hand. Elke gemeente kan de hoogte ervan op eigen vuist vaststellen, een heffing die geschiedt op basis van een tarief per overnachting per persoon. Toeristische bedrijven moeten de inning verzorgen en kunnen er voor kiezen om het zelf te betalen, of door te berekenen aan de toeristische klandizie. Dat laatste doen ze allemaal en het is dan een kwestie van een inzichtelijke factuur ontwerpen en in de boekhouding de belastinginkomsten apart zetten, zodat dit op gezette tijden aan de gemeente kan worden overgemaakt. De toeristenbelasting wordt derhalve niet door de bedrijven betaald, zoals het wel het geval is met BTW en Vennootschapsbelasting, maar door de toerist. Zo wordt ook de Motorrijtuigenbelasting niet betaald door de auto’s en motoren, maar door de gebruiker en de Hondenbelasting niet door de honden, maar door hun baasjes.

Het verschil is een dubbeltjeskwestie ( tussen 1,10 en 1,50). Het tarief verschilt: “Wie kampeert, betaalt een lager bedrag dan iemand voor een luxe overnachting”. De differentiatie kun je oneerlijk vinden, maar een duurdere ( grotere, zwaardere) auto kost ook meer wegenbelasting, dan een goedkopere. De meeste mensen vinden dat nog wel redelijk, maar het is een omslachtige methode om de rijksten meer belasting te laten betalen, dan de armsten. Progressieve belastingen kun je veel beter centraal regelen via de Inkomstenbelasting. Dat is eerlijker en doeltreffender.

Heffing is één ding, maar de besteding van de belastingopbrengsten is een ander. De vier grote vakantieparken stellen dat de besteding deels in de portemonnee terecht komt van de organisatie, die er een advies over geeft. Dat kan wel zo zijn, maar het zijn de gemeenten die er over gaan, zowel over de heffing als over de besteding. We hebben het dus democratisch geregeld. De vier parken doen niet aan heffing, noch aan de besteding ervan. Ze gaan er niet over, al mogen ze er , net als iedere inwoner, iets van vinden. Gemeenten stoppen de opbrengsten in de “algemene middelen”  en bepalen middels hun goedgekeurde begrotingen wat ze daaruit en aan wie wensen te besteden. Aan het Recreatieschap bijvoorbeeld, maar het kan ook gaan naar de aanleg van fietspaden, het riool, of het bijstandsfonds. Het is dus geen zogenaamde doelbelasting. We kennen in ons land ook geen onderwijsbelasting, defensietax op politieopcenten, toch gaat er wel heel wat geld naar toe. Zo min de parkeergelden niet per definitie naar de aanleg van parkeerplaatsen gaat, zo gaat de toeristenbelasting niet persé naar toeristische voorzieningen.

Als de toerist, die de toeristenbelasting immers moet betalen, nou niet klaagt, waarom zouden de bedrijven dat dan wel doen? Dat zit in de versnippering. Per gemeente kan het tarief verschillen en dat geeft concurrentievervalsende effecten. Recreatieschap stelt dan ook een uniform tarief voor. Dus dat advies zal wel door de vier parken worden onderschreven. Als concurrentievervalsing nou het probleem is, dan kun je twee dingen doen: of je stelt één tarief vast voor alle gemeenten gelijk, of je schaft de belasting af en gaat de boel verrekenen op basis van de inkomstenbelasting. Het van oorsprong linkse idee van de sterkste schouders die de zwaarste lasten zouden moeten dragen. Dan zijn we meteen af van die steeds terugkerende rituele dans rond de toeristenbelasting. Misschien een mooi begin voor een ingrijpende belastingherziening, die rechtvaardiger en eenvoudiger zou kunnen.

Het verwijt van de vier parken strekt daar niet toe en snijdt dus weinig hout.